Deze vertaling van de Tora is geworteld in het project ‘De hele Bijbel gelezen en uitgelegd’, waarmee Oosterhuis en Van Heusden in 1997 startten. Ze begonnen met Genesis, hun vertaling werd door acteurs voorgelezen in de Rode Hoed en van toelichting en commentaar voorzien door Oosterhuis en Van Heusden. Daarna volgden de vertalingen van de boeken Exodus en Numeri. Deze drie vertalingen werden als aparte boeken uitgegeven. De boeken Leviticus en Deuteronomium werden wel vertaald, maar niet uitgegeven.
Na herziening van alle vijf de boeken volgde in 2024 deze uitgave met de vertaling van alle vijf de boeken die samen de Tora vormen. Deze vertaling blijft dicht bij de Hebreeuwse tekst, met haar eigen idioom en stijlfiguren, en is voorzien van veel toelichtingen en verklaringen, ook vanuit de joodse midrasjverzamelingen.
Een van hun doelen bij het vertalen was dat de teksten goed (voor)leesbaar moesten zijn. Dat is m.i. heel goed gelukt. De teksten zijn op één regel weergegeven. De regels volgen de Hebreeuwse zinsbouw en kunnen op één adem worden voorgelezen. Als het om een directe rede gaat, springt de tekst in, gaat het om poëzie dan is de tekst cursief en wordt die uitgelegd.
Wat opvalt is dat de Godsnaam niet wordt vertaald, maar wordt weergegeven als JHWH, het tetragrammaton (de vier Hebreeuwse letters voor de Naam die door Joden niet wordt uitgesproken). Zo blijft de Naam dicht bij de brontekst, het Hebreeuws. De vraag is wel hoe men de Naam bij het voorlezen van de tekst dan moet uitspreken. Het is niet de bedoeling er klinkers aan toe te voegen. Joden zeggen Adonai (= mijn Heer) of Hasjeem (= de Naam). Men kan ook kiezen voor de Ene, de Enige, de Eeuwige, de Levende.
Taalkunstenaars Van Heusden en Oosterhuis laten hun grote eerbied voor het Woord prachtig doorklinken in deze vertaling die zeer goed (voor)leesbaar is en toch dicht bij het Hebreeuws blijft.
Rini Bekkers