In 1972 verscheen het rapport van de Club van Rome waarin voor het eerst op wereldwijde schaal gewaarschuwd werd voor de vernietigende gevolgen voor natuur en milieu van de voortgaande economische groei. We zijn inmiddels meer dan 50 jaar verder en veel vooruitgang is er niet geboekt. Wel zijn begrippen als ecologie en duurzaamheid vertrouwde begrippen geworden en worden er ook wereldwijd pogingen gedaan om het tij te keren. Echter, het schiet nog niet erg op, zeker nu niet.
Over bewust omgaan met de schepping en zorg voor haar dragen kunnen we al in de Tora lezen. Dodo van Uden geeft in haar uitleg van de scheppingsverhalen (Genesis 1:28 en 2: 15) aan hoe in latere vertalingen van de Hebreeuwse begrippen ‘bewerken’ en ‘bewaren’ de oorspronkelijke bedoeling van de relatie tussen de mens en de natuur is verdwenen. Het begrip ‘rentmeesterschap’ is gangbaar geworden en de aarde is dienstbaar gemaakt aan de expansiedrift van de mensheid. In plaats van het rentmeesterschap, heeft God mensen de opdracht gegeven de aarde te bewaren, voor haar te zorgen, haar te behoeden. ‘Wij kunnen over de aarde en haar hulpbronnen beschikken om te werken aan een betere wereld. Maar onze heerschappij is niet absoluut. Wij bezitten de aarde niet, wij hebben haar slechts in bruikleen. Onze macht is een volmacht, waarvoor we rekening en verantwoording verschuldigd zijn.’ Aldus Dodo van Uden. (Weg van de Tora, deel 1, p. 16)
Jonathan Sacks bespreekt in zijn vijfde boek Deuteronomium, boek van de samenleving, uitvoerig de regels en geboden die de basis zullen vormen van de nieuw te vormen samenleving van de Israëlieten. Een van de beginselen was de bal tasjchiet, het verbod op nodeloze vernietiging, niet alleen geldig in een oorlogssituatie, maar in het algemeen. Sacks refereert hier aan Maimonides (de grote Joodse rechtsgeleerde, arts en filosoof, geb. 1138, Spanje), die dit beginsel nader specificeerde. Het gold niet alleen voor het vernietigen van waardevolle bomen, maar ook voor het verwoesten van gebouwen, voor het blokkeren van een waterbron, voor het bewust voedsel verspillen. Kortom, bal tasjchiet vormt de halachische basis van een ethiek van verantwoordelijkheid voor het milieu. (J. Sacks, a.w. p. 161 e.v.).
Het is opmerkelijk dat het Nederlands Verbond voor Progressief Jodendom in haar gebedenboek in het grote dagelijkse gebed het Sjema (Luister, Israël, de Heer is onze God, de Heer is een!), een ecologische interpretatie van de tweede alinea heeft opgenomen. (Seder Tov Lehodot, A’dam, 2001, p. 67) Deze luidt als volgt:
Als jullie Mijn opdrachten volgen en zorgzaam zijn voor Mijn schepping, en de opbrengsten van de aarde delen in rechtvaardigheid, dan zal ik de natuurlijke gang van de seizoenen, met voldoende regen en zonneschijn, zegenrijk laten zijn voor alle mensen, waar zij ook wonen.
Eens voerde God Adam, de eerste mens, langs de bomen van de Tuin van Eden. ‘Zie hoe schitterend ze zijn geschapen,’ zei Hij, ‘zorg goed voor hen, want als jij mijn schepping verwaarloost, is er niemand na jou die het verloren gegane kan herstellen’.
Het evenwicht tussen mens en natuur mag niet worden verstoord….
De relatie tussen het Jodendom en ecologie is dus oeroud, of zoals Rabbijn Clary Rooda, freelance rabbijn met een speciale belangstelling voor de relatie ecologie en Jodendom stelt: ‘Vaak wordt gedacht dat zaken als ecologie, fair trade en dierenwelzijn moderne uitvindingen zijn, maar de basis van deze principes is al te vinden in Tora.’ (JaGDaF, nr. 159, 23 juni 2022*)
Ook Marcus van Loopik laat in zijn boek Leven en laten leven. Ecologie en de Joodse traditie (Amsterdam, 2020) zien hoe de joodse traditie een schat aan wijsheid bevat als het om de zorg voor de schepping gaat. Hij noemt de Tora ‘een ecologisch leerboek voor iedereen’. (p. 9) ‘Leven verdient prioriteit boven accumulatie van bezit’ en volgens hem kan ook een niet religieus mens in de joodse traditie een ‘schat aan praktische levenswijsheid van universele importantie vinden. Daartoe behoort zeker ecologisch inzicht,’ zo meent hij. Aan de hand van een veelheid van teksten uit Tora en Talmoed, een behandeling van de feest- en treurdagen en allerlei rituelen en gebruiken laat van Loopik zien hoe diep verankerd de zorg voor de schepping in het Jodendom is. Een kennis, die enerzijds particulier is voor het Jodendom, maar anderzijds universeel is. De wereld zou er anders uitzien wanneer de regels, geboden en verboden opgevolgd zouden worden.
Interessant is te kijken naar het begrip eco-kasjroet, een specificering van de joodse spijswetten, op basis van ecologie en duurzaamheid. De joodse spijswetten, de kasjroet, omvatten voorschriften over wat wel en wat niet gegeten mag worden. Voorbeelden zijn het onderscheid tussen reine en niet-reine dieren, tussen vlees- en melkproducten die niet samen gegeten mogen worden, het verbod op het nuttigen van bloed. Met andere woorden tussen kosjere en treife producten. Voor al deze voorschriften zijn teksten in de Tora te vinden. Marcus van Loopik geeft aan dat van veel voorschriften onduidelijk is wat de reden daarvan is; ze zijn gegeven en ze dienen opgevolgd te worden. Duidelijk is wel dat kosjer voedsel in het teken staat van levensheiliging. Hij stelt, dat ‘kasjroet kan bijdragen aan de ontwikkeling van een positief levensgevoel dat onverenigbaar is met verwaarlozing van de gezondheid, de schepping en de natuur.’ (p.136)
Wat is dan eco-kasjroet? Rabbijn Rooda schrijft in haar genoemde artikel dat de term eco-kasjroet al in de jaren zestig door rabbijn Zalman Schachter-Shalomi is geïntroduceerd. Deze strikt orthodox levende rabbijn pleitte voor ‘een kasjroet waarbij ook duurzaamheid, dierenwelzijn en behandeling van werknemers in ogenschouw werd genomen. Elementen die allemaal hun wortels in Tora hebben.’ Voor haar gaat eco-kasjroet niet alleen over het voedsel; ze wil het breder opvatten, bijvoorbeeld met betrekking tot energieverbruik, verantwoorde kleding en kledingindustrie, transport, arbeidsomstandigheden.
Een geheel eigen visie ontwikkelde de Amerikaanse rabbijn Lynn Gottlieb in haar boek She who dwells within. A Feminist Vision of a Renewed Judaism (New York, 1995). In dit boek probeert Lynn Gottlieb de traditionele Joodse interpretaties van bijbelteksten, joodse rituelen en gebruiken etc. te herformuleren vanuit feministisch perspectief. Haar toenemende bewustwording van de enorme milieuvervuiling brengt haar tot de formulering van een nieuwe ‘wet’: gij zult ecologisch zijn. In navolging van haar leermeester Zalman Schachter-Shalomi maakt ook zij eco-kasjroet breder dan alleen de spijswetten. Het gaat haar vooral om bewustwording van onrecht ten aanzien van vrouwen en minderheden, om de zorg voor vluchtelingen, daklozen. Tevens zijn voor haar producten treife (niet kosjer) die ontbossing veroorzaken, die leiden tot het uitsterven van soorten, die water, lucht en bodem verontreinigen. Een visie die 30 jaar geleden nog revolutionair was, maar inmiddels door talloze rabbijnen wereldwijd wordt gedeeld.
Rabbijn Clary Rooda besluit haar artikel als volgt: ‘Jodendom gaat over ons dagelijks handelen, over de keuzes die wij elke dag maken. Meestal zijn we ons daar niet van bewust, want de gevolgen van ons handelen zijn niet direct zichtbaar. Maar wat we kopen, eten en gebruiken heeft impact op onze planeet en de generaties die na ons komen. Eco-kasjroet is een manier om een bijdrage te leveren aan tikkoen olam. Om een eerlijkere, rechtvaardigere en gezondere wereld na te laten.’
Tot slot: het is een opdracht aan iedereen, joods en niet-joods, religieus en seculier. Marcus van Loopik geeft aan dat joods particularisme ondanks de nadruk op afzondering en onderscheiding in dienst staat van een universalistisch ideaal. Een messiaanse toekomst voor de hele mensheid. Kennisnemen van de diepe wijsheid van Tora en Talmoed kan ook voor de seculiere geest vruchtbaar en verdiepend zijn.
* JaGDaF is een driemaandelijkse joods tijdschrift voor de drie noordelijke provincies en is aan de 38ste jaargang bezig. Zie www.jagdaf.nl.
Tea G. Rienksma