Van de ongeveer twaalf miljoen Joden in de wereld is de overgrote meerderheid geen lid van een religieuze organisatie. In Nederland wonen circa 40.000 joden van wie ongeveer 8500 zijn aangesloten bij een religieuze organisatie. Het orthodoxe Jodendom is naar de buitenwereld toe het meest zichtbaar. Niet in de laatste plaats door de beelden in de media, zoals beelden van orthodoxe rabbijnen tijdens belangrijke herdenkingsmomenten en op joodse feestdagen, afbeeldingen in boeken en op schilderijen van bijvoorbeeld Chagall, Rembrandt, en foto’s van joodse begraafplaatsen.
Het liberale Jodendom is minder zichtbaar, maar vormt een belangrijk onderdeel van het joodse religieuze leven in ons land. Bij het Nederlands Verbond van Progressief Jodendom zijn tien liberale gemeenten aangesloten en zijn tien liberale rabbijnen (vr. en m.) verbonden met een of meerdere van deze gemeenten.
Daarnaast kent ons land nog twee zeer vrijzinnige joodse gemeenten, Beth Ha Chidoesh in Amsterdam en Beth Ha Tsifon in Delft. Deze worden noch door de orthodoxe, noch door de liberale rabbijnen erkend.
Ontstaan van verschillende stromingen
Het onderscheid tussen orthodox en liberaal bestaat pas sinds het midden van de 18de eeuw. Daarvoor bestond deze tegenstelling niet, hoewel er wel altijd diverse stromingen waren, zoals de school van Hillel (minder strikt) en de school van Sjammai, rond het begin van de gewone jaartelling.
Pas in de tweede helft van de 18de eeuw kwam onder invloed van de Verlichting, en in de 19de eeuw van de emancipatiebeweging, ook onder Joden met name in Duitsland een vernieuwingsbeweging op gang, de Joodse Verlichting, de haskala. Een van de grootste denkers in die tijd was Moses Mendelssohn (de grootvader van de latere componist Felix Mendelssohn).
Onder invloed van de modernisering en industrialisering was de gedachte dat Joden ook gewone staatsburgers zijn die volwaardig mee zouden moeten doen in de samenleving. De synagoge en het traditionele leven volgens de voorschriften was een individuele aangelegenheid. Daarmee kwamen Joden uit de beslotenheid van hun gemeenschappen en gingen ze vragen stellen aan de eeuwenoude omgang met de joodse traditie. Hieruit ontstonden diverse bewegingen, waaronder een meer orthodoxe beweging. Aanhangers van deze beweging wilden niets veranderen aan de joodse religieuze traditie en beschouwden de Tora als letterlijk door God op de Sinaï gegeven. Echter moesten ook zij wel iets van veranderingen doorvoeren wilden ze goede burgers zijn in het land waarin ze leefden. Dit betekende dat er met name in de erediensten veranderingen werden aangebracht die meer in overeenstemming waren met de omgeving. Denk hierbij aan toga’s voor de rabbijnen, synagogale koren ter ondersteuning van de zang van de chazan en er kwamen zelfs orgels de synagoge binnen.
Daarnaast kwam een reformbeweging op gang die veel radicalere keuzes maakte. Zij zagen de halacha, de joodse wetten niet langer als bindend, pasten moderne wetenschappelijke inzichten toe bij de bestudering van teksten en gebruikten naast het Hebreeuws ook de eigen landstaal.
Ontwikkelingen in Nederland
Terwijl elders in Europa het liberale Jodendom zich in de 19de eeuw verder uitbreidde, gebeurde dat in Nederland pas in het begin van de 20ste eeuw. Een van de verklaringen was dat in ons land de joodse gemeenschap vooral uit het proletariaat en de kleine middenstand bestond. In Duitsland bijvoorbeeld vond de vernieuwingsbeweging plaats onder de beter ontwikkelde Joden, die behoorden tot de gegoede stand.
Niettemin ontstond ook hier een beweging, waarbij de Tora onaangetast moest blijven, maar Joden tegelijk zoveel mogelijk aangepaste Nederlandse burgers konden zijn. De basis bleef het letterlijke geloof in de openbaring van de hele schriftelijke en mondelinge Tora door God op de Sinaï.
Inmiddels groeide de groep Joden die nog wel lid waren van een orthodoxe gemeente, maar niet meer traditioneel leefden, door ontwikkelingen in de samenleving. Ze trouwden nog in de synagoge (choepa), lieten hun zonen besnijden (briet mila) en waren verzekerd van een graf op een joodse begraafplaats. Ook nam het aantal gemengd gehuwden toe, waardoor de band met het traditionele religieuze leven losser werd.
Op zoek naar eigentijdse vormen
In de jaren twintig was het Levie Levisson, actief lid van de orthodoxe joodse gemeente in Den Haag, die zocht naar een meer ‘eigentijdse’ vorm van religieus joods leven. Bovendien waren twee andere bewegingen in opkomst die van grote invloed zijn geweest voor de ontwikkeling van het liberale religieuze Jodendom: de Nederlandse Zionisten Bond, opgericht in 1890, en de strijd om het vrouwenkiesrecht vanaf 1909, waarin ook veel joodse vrouwen (o.a. Aletta Jacobs) een grote rol hebben gespeeld.
In 1923 werd de eerste Joodse Vrouwenraad opgericht, die veel sympathie had voor zowel het zionisme als het liberaal religieuze Jodendom. Vrouwen hadden tot dan toe geen rol van betekenis gehad in de synagoge. Ze zaten weggestopt op de vrouwengalerij en hadden geen actief en passief kiesrecht. Nu gingen ze actiever deelnemen aan de diensten.
Ook werden er liturgische veranderingen doorgevoerd. Zo gingen liberale gemeenten over op de Asjkenazische uitspraak van het Hebreeuws in tegenstelling tot de traditionele Sefardische uitspraak in de orthodoxe gemeenten. De opvattingen over de oorsprong van de Tora veranderden eveneens. Zo vond men dat de Tora door mensen geschreven is, vanuit een diep religieuze overtuiging en men liet de hoop op de herbouw van de Tempel los. Hiervoor in de plaats kwam de messiaanse gedachte van Tikoen Olam, de opdracht van de mens om te bouwen aan een betere wereld.
In 1931 werd in ons land het Verbond van Liberaal Religieuze Joden opgericht. In 2006 kreeg dit een nieuwe naam en werd het Nederlands Verbond van Progressief Jodendom.
De rol van vrouwen
Tenslotte nog wat betreft de rol en positie van vrouwen in het liberale Jodendom. Vrouwen kunnen alle functies bekleden, ook de religieuze. Ze kunnen rabbijn en chazan worden, tellen mee in de minjan (tien personen in de dienst zijn nodig voor het lezen in de Tora en voor het uitspreken van een aantal gebeden), kunnen opgeroepen worden om uit de Tora te lezen en kunnen een talliet (gebedssjaal) dragen. Allemaal zaken die in een orthodox joodse gemeente niet mogelijk zijn. Hierbij moet worden opgemerkt, dat er over bijvoorbeeld het dragen van een talliet door vrouwen tijdens de dienst in de liberale gemeenten onderling wel verschillend gedacht wordt.
Tea G. Rienksma
Verder lezen: Chaya Brasz, In de tenten van Jaäkov, Impressies van 75 jaar Progressief Jodendom in Nederland 1931–2006, Amsterdam 2006