Beracha

Het woord beracha (meervoud berachot) betekent zegening of zegenspreuk. Berachot vormen een belangrijk onderdeel van het joodse gebed. Kenmerkend voor de beracha is de formulering. Nagenoeg elke beracha begint met de woorden: ‘Gezegend bent U, Eeuwige onze God…’ en dan volgt de aanleiding tot de beracha. De beracha bij het eten van brood is bijvoorbeeld: ‘Gezegend bent U, Eeuwige onze God, Koning van de wereld, die het brood uit de aarde doet voortkomen.’ De beracha is door haar vorm en inhoud duidelijk onderscheiden van andere vormen van gebed, zoals de smeekbede, de aanbidding of de klacht.

Geprezen bent U …
Vrijwel elke beracha begint met het woord baroech (= gezegend). Men kan zich afvragen of de vertaling ‘gezegend’ wel juist is. Kan een mens tegen God zeggen: ‘Gezegend bent U?’ Kan een mens God zegenen?
In de joodse verklaringen wordt onder meer gezegd dat God zegenen betekent: God erkennen als degene die zegent. Zegenen krijgt dan de betekenis van ‘grootmaken’ of ‘lofprijzen’. Wie God zegent brengt Hem hulde. Vandaar dat de eerste woorden van de beracha vaak worden vertaald met: ‘Geprezen bent U…’ Wie God zegent, erkent zijn grootheid en spreekt de wens uit (en zal zich er ook voor inzetten) dat Gods grootheid erkend zal worden op aarde. Wie een beracha zegt, verbindt zichzelf aan God en zijn dienst. Juist hier wordt dan ook duidelijk dat beracha meer is dan alleen een lofprijzing zeggen. Het is een vorm van levensheiliging.

In de Talmoed wordt gezegd: ‘Wie het goede van deze wereld gebruikt en geen beracha uitspreekt, ontwijdt iets dat heilig is’ (Sjabbat 65a). Deze woorden geven aan dat de zegenspreuk overal behoort te klinken waar een mens het goede van de aarde geniet. Heel in het bijzonder geldt dit voor het genieten van eten en drinken, dat wil zeggen het goede van de aarde. Om die reden is het uitspreken van een beracha bij brood en wijn van grote betekenis. En wat bij brood en wijn gezegd wordt is een voorbeeld voor alle andere genietingen die als gaven van God aan de mens toevallen.

Verwelkoming van de sjabbat
Binnen de joodse traditie worden op verschillende momenten van de dag en van de week berachot uitgesproken. Iedere vrijdagavond bij het begin van de sjabbat worden verschillende berachot gezegd. Te beginnen bij het aansteken van de sjabbatkaarsen door de vrouw des huizes. Zij zegt:
‘Gezegend U, Eeuwige, onze God, Koning van de wereld, die ons geheiligd heeft door zijn opdrachten en ons heeft opgedragen het licht van de sjabbat te ontsteken.’

Voorafgaande aan de sjabbatmaaltijd wordt een beracha uitgesproken bij de wijn:
‘Gezegend U, Eeuwige, onze God, Koning van de wereld, schepper van de vrucht van de wijnstok.’

Daarna volgt de beracha bij het brood: ‘Gezegend U, Eeuwige, Koning van de wereld, die het brood uit de aarde doet voortkomen.’
Ook bij het afsluiten van de sjabbat worden weer berachot uitgesproken.

Nabijheid en afstand
Wie de tekst van de beracha bij het aansteken van de sjabbatkaarsen nauwkeurig bekijkt, ontdekt dat God hier zowel in de tweede als in de derde persoon wordt aangesproken. De beracha begint in de tweede persoon, met U:
‘Gezegend bent U, Eeuwige onze God,’ en gaat dan over in de derde persoon en spreekt God aan met Hij: ‘[Hij] die ons geheiligd heeft door Zijn opdrachten.’

Hetzelfde zien we in het ochtendgebed, in de eerste beracha voor het Sjema (het ‘Hoor Israel’). Die begint zoals elke beracha met: ‘Gezegend bent U, Eeuwige onze God, Koning van de wereld’ en gaat vervolgens over in de derde persoon:
‘[Hij] die het licht vormt en de duisternis schept, vrede maakt en het al schept.
Die in erbarmen licht laat schijnen over de aarde en over allen die haar bewonen
en in zijn goedheid iedere dag het werk van de schepping vernieuwt.’

Deze wisseling van tweede en derde persoon in een gebed treffen we ook dikwijls aan in de Psalmen (zie bijv. Psalm 30,9). De rabbijnen geven er de volgende verklaring voor: Er is tegenover God zowel sprake van nabijheid als van distantie. De nabijheid wordt uitgedrukt door te spreken in de tweede persoon; de distantie door te spreken in de derde persoon. Wie bidt moet bedenken dat, hoe innig de band met God ook mag zijn, Hij is en blijft wel de Andere. Maar ook het omgekeerde geldt: Hij die ver is, is nabij.

Eerbied voor de Schepping

In het uitspreken van de berachot komt de joodse beleving van de werkelijkheid tot uiting. Alle dingen zijn een geschenk. Het ontvangen van brood en wijn is geen vanzelfsprekendheid. Dat een mens te eten en te drinken heeft is niet te danken aan het toeval. Het zijn geschenken uit Gods hand. In het uitspreken van de berachot bij allerlei gaven en handelingen wordt de zorg van God erkend. Het leven wordt beleefd in verwondering. Voor de joodse mens heeft alles een goddelijk geheim. Wie de ‘gewone’ dingen ziet in het licht van dit geheim, spreekt in een beracha zijn verwondering uit tot God. Hij is de Eigenaar, de Schenker en de mens is de begunstigde, de ontvanger. Wie een beracha zegt erkent dat. En zo wordt het profane heilig en wordt de wereld een onmetelijk heiligdom.

Tenslotte
Wie een beracha uitspreekt erkent dat de goede dingen van de aarde meer zijn dan bezit en eigendom, meer dan handelswaar of zelf gerealiseerde productie. Het is alles van Hem. Een beracha is het antwoord van een mens die voor de vraag komt te staan: hoe gebruik ik de goede dingen van de aarde op een manier die past bij Hem die er de eigenaar van is? Welke bedoeling heeft God met deze wereld en met mijn leven? Dat is een kwestie van ethiek. Wie een beracha zegt, zal niet ‘bezitterig’ met de dingen willen omgaan. Die staat als begenadigde in deze wereld. En het is zijn roeping om van zijn overvloed te delen met wie het nodige mist.

Johannes van der Meer

Bron: Elke Morgen Nieuw. Inleiding tot de Joodse gedachtenwereld aan de hand van het Achttiengebed, B. Folkertsma-Stichting voor Talmudica,1978.