Heel vaak gebruiken we in ons dagelijks taalgebruik uitdrukkingen als: ‘heilige huisjes omver trappen’, ‘dit is mij heilig’, ‘is er dan niets meer heilig?’, en noem maar op. Dat brengt ons op de vraag: Wat is heilig?
Beginnen bij het begin
Laten we maar eens bij het begin beginnen. Bij Genesis. In het derde vers van hoofdstuk 2 lezen we: ‘God zegent de zevende dag en heiligt die.’ Dat is heel opvallend: niet de schepping wordt als eerste in het bijbelse verhaal gezegend en geheiligd, niet de mens, maar de zevende dag, de dag-van-ophouden. De Sjabbat. En daarmee wordt de tijd als eerste geheiligd. De bijbelcommentator Rasji zegt hiervan: ‘Hij zegende de dag met het manna, want al de dagen van de week zou voor hen [later in de woestijn] het manna neerdalen, één omer per persoon, maar op de zesde dag “dubbel brood”. En Hij heiligde de [zevende] dag door het manna dat toen niet neerdaalde. De schrift doelt dus op wat er later zal gebeuren (vgl. Ex. 16: 14-31).’
Rabbi Jehuda Loew, de Maharal van Praag, legt uit dat ‘zegenen’ slaat op datgene wat de Schepper extra geeft, boven wat Hij dagelijks geeft: ter wille van de Sjabbat gaf Hij de zesde dag een dubbele portie. Wat ‘heiligen’ inhoudt blijkt óók uit het manna. Dat het manna op Sjabbat niet viel, prent ons het belang in van het niet-doen. Het afzien, zich onthouden, maakt los van het tijd-gebondene en confronteert met eeuwigheid.
Wat is ‘heiligen’?
Dit alles geeft nog geen antwoord op de vraag wat ‘heiligen’ nu eigenlijk is. Het Hebreeuwse werkwoord ‘kiddésj’ betekent: heiligen, afzonderen, apart stellen. De zevende dag, de geheiligde dag wordt apart gezet van al de andere dagen. Afzonderen, daar gaat het om. Maar wel om afzonderen in een dubbele betekenis: afzonderen van alle andere dagen, opdat er op die dag ruimte ontstaat om geheel andere dingen te doen dan op de andere dagen. Zoals bijvoorbeeld in Leviticus 19: 1 en 2, daar lezen we het volgende:
‘Dan spreekt de Eeuwige tot Mozes en zegt: spreek tot heel de samenkomst van de zonen en de dochters van Israël en zeg tot hen: Heilig zullen jullie zijn, want Ik, de Eeuwige jullie God, ben heilig’.
Rasji wijst in zijn uitleg van Lev. 19 op de context van de hoofdstukken 18 en 20. Daar wordt nader inhoud gegeven aan Israëls levensheiliging. Hij legt het bevel ‘heilig zullen jullie zijn’ uit als: ‘Weest afgezonderd van ontuchtige relaties en van overtreding (immorele daden), want overal waar je een beteugeling van ontucht vindt, daar vind je ook heiligheid’. Zoals de Sjabbat geheiligde tijd is temidden van de andere dagen, zo moet ook Israël een heilig volk zijn temidden van de andere volkeren. Afgezonderd zijn van én geroepen zijn tot. Weer die tweeslag. Het joodse volk moet zich verre houden van afgodendienst en immoraliteit en in plaats daarvan Tora lezen, leren en doen.
Het boek Leviticus roept op tot heiliging binnen de context van waarschuwingen tegen de afgodendienst, verboden seksuele handelingen zoals ontucht en incest en soortgelijke misdrijven die veelvuldig voorkwamen onder de andere volken. ‘En jullie zullen jezelf heiligen, weest dan heilig, want Ik ben de Eeuwige, jullie God’ (Lev. 20: 7; vgl. 20: 26). Heiliging betekent afzondering van alles wat met Gods heiligheid strijdig is, in het bijzonder immoraliteit, ontucht en onreinheid. Het betekent de opdracht een samenleving te bouwen die gekenmerkt wordt door recht en rechtvaardigheid, liefde en erbarmen.
Heiliging van Gods Naam
Een andere context waarin sprake is van heiliging, is die wanneer het gaat om de ‘heiliging van Gods Naam’.
Maimonides, noemt de ‘heiliging van Gods Naam’ (kiddoesj ha Sjem) in zijn opsomming van de 613 geboden in de Tora. Hij vermeldt de heiliging als het negende gebod, meteen na het bevel ‘te wandelen op Gods wegen’ (vgl. Deut. 28: 9 en Deut. 10: 12). Als hoofdbron van de opdracht tot heiliging noemt hij Lev. 22: 32:
‘En niet zullen jullie mijn heilige Naam ontwijden, opdat Ik geheiligd word temidden van de kinderen Israëls’.
Hij verklaart ‘heiliging van de Naam’ als het getuigenis van Gods absolute eenheid en als onvoorwaardelijke verdediging van het monotheïsme. Heiliging roept op tot een levenshouding die naast trouw aan de Tora persoonlijke in- en aanvulling vereist. Dit wordt misschien een beetje duidelijker en concreter, als we eens kijken naar de tegenhanger van ‘kiddoesj ha Sjem’. Dat is ‘chilloel ha Sjem’: de ontheiliging van de Naam.
Als voorbeeld daarvan noemt hij het volgende: Wanneer iemand, die als groot kenner van de Tora geldt en die bekend staat om zijn vroomheid, dingen doet op grond waarvan de mensen afkeurend over hem spreken, dan is dat een ontheiliging van Gods Naam. Daarbij hoeft het niet eens te gaan om uitgesproken en duidelijke overtredingen. Wanneer hij bijvoorbeeld iets koopt, maar de prijs daarvoor niet onmiddellijk betaalt, wordt de schijn gewekt dat hij iets neemt zonder te betalen en dan ontheiligt hij Gods Naam.
Evenals wanneer hij zich niet op harmonieuze wijze met de mensen onderhoudt, of wanneer hij hen niet met vriendelijkheid tegemoet treedt, maar twist zoekt en zich snel geïrriteerd toont.
Maar wanneer een Wijze nauwgezet is ten opzichte van zijn eigen verplichtingen… hen met vriendelijk gelaat bejegent…wanneer hij op betrouwbare wijze zaken doet… zijn tijd niet nutteloos doorbrengt bij ongeletterden… en wanneer hij bij alles wat hij doet handelt binnen de grenzen van het recht (d.w.z. naar de geest en niet alleen naar de letter van de Tora), aangenomen dat hij extreem en wonderlijk gedrag vermijdt, zodat allen hem liefhebben en hem prijzen en verlangen naar zijn daden, ja dan heiligt hij de Eeuwige. En over hem zegt de Schrift: “Jij bent Mijn knecht, Israël, in wie Ik wil worden verheerlijkt”. (Jes. 49: 3) (Maimonides, Misjné Torah, Hilchot Jesodé ha Torah, 5:11).
Heiliging en ontheiliging omsluiten dus volgens Maimonides veel meer dan de letterlijke betekenis van de Tora. Het concept ‘heiliging’ raakt hier aan ‘chasidoet’. Dat woord wordt in het Engels vaak vertaald met ‘lovingkindness’. In het Nederlands komt het woord ‘menslievendheid’ er waarschijnlijk het dichtst bij. Bovendien raakt ‘heiliging’ hier ook aan ‘jir ’at ha Sjem’ (wat vaak wordt vertaald met ‘Godvrezendheid’, maar wat beter vertaald kan worden met ‘respect voor God’.) Het omschrijft een levenshouding waarin als het ware uit iedere ademtocht liefde en respect voor de medemens spreekt, een extra gevoeligheid die voortkomt uit vrees om overtredingen te begaan en een ander te bezeren.
In de liturgie
Tot slot wil ik er nog op wijzen, dat het begrip ‘heilig’ een belangrijke plaats inneemt in de Joodse liturgie. Hoogtepunt in de samenkomst van de joodse gemeente is de ‘Kedoesja’, het ‘drie maal heilig’, ontleend aan Jesaja (6: 3): ‘Heilig, Heilig, Heilig, Eeuwige der heerscharen, de aarde is van Zijn heerlijkheid vol’. De gemeenschap spreekt bij wijze van spreken de engelen deze hemelse woorden slechts met de grootste huiver na tijdens de ‘Amida’, het staande uitgesproken Achttiengebed. God is heilig in zijn eigen domein, maar Hij heeft Zich verbonden met mensen. Die gemeenschap van mensen kan God ten volle heiligen door aan Hem te zijn toegewijd.
Johannes van der Meer.