‘Oude wijn is voortreffelijk’ (Lucas 5: 39)

‘Oude wijn is voortreffelijk’ (Lucas 5: 39)

Verhouding
Door de eeuwen heen is de relatie tussen joden en christenen veelal slecht geweest. Christenen beschouwden joden als aanhangers van een minderwaardige en achterhaalde religie, of zelfs als verstokte Godsmoordenaars. En joden leerden christenen vrezen en wantrouwen, en het kruis zien als een zwaard dat – letterlijk of figuurlijk – tegen hen werd gebruikt. In deze situatie kwam langzaam verandering na de Tweede Wereldoorlog. Christenen gingen bij joden in de leer (in Israël, in de VS, en op kleine schaal ook hier in Nederland) en ontdekten dat het met die minderwaardigheid en achterhaaldheid van de joodse godsdienst wel meeviel. En geleidelijk groeide het besef dat jodendom en christendom op een heleboel punten veel dichter bij elkaar staan dan we ooit vermoedden.

Rabbijns
Deze nieuwe toenadering tot het jodendom is om verschillende redenen belangrijk. In de eerste plaats omdat wij door kennismaking met het jodendom onszelf beter kunnen leren kennen. Want jodendom en christendom zijn weliswaar ieder hun eigen weg gegaan, maar ze ontspruiten aan dezelfde wortel. Ze wortelen beide in de godsdienst van het bijbelse Israël. In de eeuwen rondom het begin van onze jaartelling ontwikkelde zich uit het bijbelse jodendom het latere, rabbijnse jodendom. En middenin die ontwikkeling ontstond, als een zijtak, het christendom. Voor een goed begrip van het Nieuwe Testament en het vroegste christendom is daarom niet alleen het Oude Testament van belang, maar ook de praktijk, de inzichten en de geloofsovertuigingen van het rabbijnse jodendom in de eerste eeuw. Vele gegevens en begrippen die in het Nieuwe Testament vanzelfsprekend zijn, stammen uit de wereld van het vroeg-rabbijnse jodendom. Gegevens als de synagoge, het gemeenschapsgebed, het vasten, de gelijkenis als leervorm, en begrippen als de messias, de opstanding der doden, het koninkrijk der hemelen. 
Ook hebben sommige oudtestamentische begrippen in de vroeg-rabbijnse tijd een nieuwe lading gekregen, en in die nieuwe betekenis komen we ze tegen in het Nieuwe Testament. Een mooi voorbeeld hiervan is het woord tsedaka. In het Oude Testament betekent dat ‘gerechtigheid’. Maar rond het begin van onze jaartelling is de betekenis van het woord verschoven naar een speciaal soort gerechtigheid, namelijk zorg voor de armen (wat bij ons oudtijds liefdadigheid heette). In die betekenis vinden we het begrip ook in Matteüs 6:1-3: ‘Let er op dat jullie je gerechtigheid niet doen voor de ogen van de mensen, om door hen gezien te worden. … Dus wanneer je een gift geeft aan een arme, bazuin het niet rond …’ 

Leren
Een tweede reden waarom de toenadering tussen joden en christenen belangrijk is, is dat wij christenen veel van het jodendom kunnen leren. (Ik ga hier niet in op de vraag of joden ook iets van het christendom zouden kunnen leren. Gezien tweeduizend jaar geschiedenis is deze vraag mijns inziens nog lang niet aan de orde. Pas als wij de joden de mogelijkheid hebben gegeven om hun terechte wantrouwen jegens ons te overwinnen, kan die vraag worden gesteld. En zover is het nog lang niet).
Een van de dingen die wij van het jodendom kunnen leren is: het belang van het leren, het ‘lernen’ zoals het met een Jiddisch woord heet. In het jodendom heeft het leren van Tora, bijbelstudie, religieuze betekenis. Lernen is niet voorbehouden aan enkele uitverkorenen of vrijgestelden. Torastudie is een verplichting voor iedere jood. Ons klinkt dat in eerste instantie vreemd in de oren, omdat voor ons ‘leren’ in de eerste plaats een intellectuele bezigheid is. Maar het joodse ‘lernen’ is veel meer dan dat. Bij ‘lernen’ zijn je hersens betrokken, maar ook je hart, en zelfs je nieren. Duur gezegd: lernen is niet iets intellectueels, maar iets existentieels. Er is dan ook geen scherpe scheiding tussen lernen en bidden. Je moet zo bidden dat je gebed een lernen is, en je moet zo lernen dat je lernen een gebed is.

Orthopraxie
Het jodendom heeft een aantal kenmerken die mij, als doopsgezinde, vanaf het begin hebben aangesproken. Dat zijn met name het ondogmatische en de nadruk op het handelen. Er wordt wel eens gezegd dat het jodendom meer een orthopraxie dan een orthodoxie kent. Het juiste handelen, het doen van de geboden, is belangrijker dan het juiste geloof. Geloof, wat je gelooft, hoe je gelooft, en zelfs of je gelooft, is voor de jood een zaak tussen het individu en God. Bepalend is hoe je je gedraagt, hoe je leeft, of je leeft in overeenstemming met de voorschriften van de Tora. Discussies en onenigheden zijn er binnen het jodendom dan ook vooral over de uitleg van de gedragsregels. Inzichten in verband met het geloof worden niet in dogma’s vastgelegd, maar doorgegeven in gelijkenissen, in verhalen. Verhalen waaraan, net als aan het leven zelf, altijd weer een andere kant te ontdekken is.

Goeie ouwe
Tot slot nog een enkel woord over de term ‘Oude Testament’. Het heeft sommige lezers misschien verwonderd dat ik (in dit en het vorige artikel) zo onbekommerd spreek over Oude en Nieuwe Testament, en niet de tegenwoordig vaak gehoorde termen Eerste en Tweede Testament gebruik, of de joodse benaming, Tenach. Laat ik voorop stellen dat ik geen enkel bezwaar heb tegen deze benamingen. Ik gebruik ze zelf in andere verbanden ook. Maar ik denk niet dat de kern van het probleem in de benaming ligt. De termen ‘Oude Testament’ en ‘Nieuwe Testament’ worden vaak als problematisch ervaren, omdat ze een weerspiegeling zouden zijn van de opvatting dat het Oude Testament feitelijk achterhaald is, en het Nieuwe Testament het boek waar het op aan komt. Want nieuw is beter dan oud. Maar we gaan de verhouding tussen het Oude en Nieuwe Testament niet automatisch anders ervaren, wanneer we ze Eerste en Tweede Testament noemen. Waar het om gaat, is dat we het Oude Testament leren kennen en liefhebben. Wanneer dat gebeurt, zal het woord ‘oud’ een andere lading krijgen. Tenslotte zitten oude schoenen lekkerder dan nieuwe, is oude wijn beter dan nieuwe en smaakt oude kaas pittiger dan nieuwe. En als we het over ‘die goeie ouwe tijd’ hebben, bedoelen we ook niet dat vroeger alles zoveel slechter was. Of we nu Tenach of Eerste Testament of Oude Testament zeggen, als we het maar ervaren als ‘dat goeie ouwe testament’.

Dodo van Uden

Dit is het enigszins bewerkte tweede deel van een artikel dat ik in 2000 schreef voor het Doopsgezind Jaarboekje.