We komen in de Bijbel woorden en begrippen tegen die niet zo makkelijk te duiden zijn. Eén van die woorden is ‘wraak’. Zo begint Psalm 94 met de woorden: God die wraak neemt, Eeuwige, God die wraak neemt, verschijn!
Een God die wraak neemt, die straft, die toornig is, daar hebben we vaak moeite mee. Een God die liefdevol en barmhartig is, ja. Maar een God die streng is en straft, nee. ‘Die God wil ik niet tegenkomen,’ zei een leerhuisdeelnemer laatst. Bijbels gezien is de barmhartige God echter niet ‘los verkrijgbaar’. De relatie van God met de mens wordt gekenmerkt door ‘de maat van het erbarmen’ én ‘de maat van het recht’ samen.1 Anders gezegd: hij is barmhartig én streng, liefdevol én straffend. Elke ouder weet, denk ik zo, wat dat betekent.
Wraak in Psalm 94
De dichter van Psalm 94 roept God aan als ‘God die wraak neemt’ (letterlijk: God van wraaknemingen). Wat hem daarbij voor ogen staat, wordt verderop in de psalm duidelijk. Hij vraagt God: ‘doe terugkeren over de hoogmoedigen wat ze verrichten’ (vers 2). Laat wat de booswichten aanrichten op henzelf terugkeren, laten ze zelf slachtoffer worden van hun slechte daden, laten ze zelf ervaren wat het betekent om onderdrukt en uitgebuit te worden. Laten ze zelf in de kuil vallen die ze voor anderen gegraven hebben (vers 13). En aan het eind van de psalm zegt de dichter opnieuw ‘doe terugkeren’, maar nu is het geen bede, maar de zekerheid dat het (eens) zal gebeuren: ‘Hij doet over hen terugkeren hun onrecht en brengt hen met hun kwaad tot zwijgen’ (vers 23). Het onrecht dat ze doen zal op hun eigen hoofd terugkeren en dat zal ze tot zwijgen brengen. In de woorden van Hirsch (1808-1888, Duitsland).
Juist het misbruik van hun macht brengt hen tot zwijgen. Aan wat voor ondernemingen ze ook beginnen, ze zullen niets bereiken en stilvallen. Wat voor boze plannen ze ook smeden om hun doel te bereiken, die zullen op niets uitlopen [S.R. Hirsch, The Psalms, deel II, p. 173].
Dat is dus wat de psalmist bedoelt met ‘wraak’: dat de booswichten een koekje van eigen deeg krijgen en stuklopen.2 ‘Wraak’ is dus niet zoiets als het loslaten van ongebreidelde wraakzucht. In de woorden van Hirsch: De basisbetekenis van het begrip wraak is het herstel van geschonden rechten […] We mogen verwachten dat God […] zich zal openbaren als de kampioen van het geschonden recht door alle kwaad neer te slaan [S.R. Hirsch, The Psalms, deel II, p. 164].
‘Wraak’ is het opkomen voor recht en gerechtigheid, daar waar die met voeten getreden worden.
Het gevaar van wraak
Er zit in het begrip ‘wraak’ echter een hartstochtelijke ondertoon die het tot een gevaarlijk begrip maakt. Vandaar dat wraak iets is dat alleen veilig is in de handen van de Eeuwige. Gods erbarmen, gerechtigheid, waarheid, trouw enz. zijn allemaal ‘eigenschappen’ die de mens tot voorbeeld strekken, die de mens moet navolgen.3 Maar bij wraak geldt iets anders, zoals we lezen in de midrasj-verzameling Genesis Raba (samengesteld 5e eeuw c.j. in Israël):
Rabbi en Rabbi Jonatan [hadden een discussie]. Rabbi zei: Voor vlees en bloed geldt dat de woede hem beheerst, maar voor de Heilige-gezegend-zij-Hij geldt dat Hij de woede beheerst, want er is gezegd: ‘Wanneer de Eeuwige wreekt, is Hij Heer over de woede’ (Nahum 1:2).
Rabbi Jonatan zei: Voor vlees en bloed geldt dat de ijver hem beheerst, maar voor de Heilige-gezegend-zij-Hij geldt dat Hij de ijver beheerst, want er is gezegd: ‘Het is als God van [d.w.z. als heer over de] ijver dat de Eeuwige wreekt’ (Nahum 1:2). [Genesis Raba 49,8] 4
Heilige verontwaardiging
Wraak is het met hartstocht, met ijver en woede, met heilige verontwaardiging, uitroeien van onrecht en onderdrukking. Als de mens zich daaraan waagt, is de kans groot dat hij de greep op de situatie verliest en in plaats van het oude onrecht een nieuwe situatie van onrecht schept. Dat betekent natuurlijk niet dat in de menselijke samenleving misdaden niet bestraft moeten worden. Maar daarbij dienen we ons bewust te zijn van onze menselijke grenzen. Soms is het onrecht zo groot dat het niet of nauwelijks binnen menselijke kaders hersteld kan worden. We kunnen en moeten vechten tegen onrecht en onderdrukking, maar tegelijk is duidelijk dat onze menselijke instrumenten soms tekortschieten. Soms is onrecht te groot. Daar past alleen de ‘wraak van de Eeuwige’ (verg. Deut. 32:35).
Dodo van Uden
Dit artikel is een deel van de bespreking van Psalm 94 in Weg van de Tora deel 7, p. 78-82
NOTEN
1 Zie Weg van de Tora deel 1, p. 6-7
2 In vele vertalingen wordt het werkwoord in vers 23 (tsamat) vertaald met ‘vernietigen’. De basisbetekenis van tsamat is echter: tot zwijgen brengen (zo bijv. in Psalm 101:5).
3 Zie het artikel over Psalm 23 in Weg van de Tora deel 7, p. 73vv
4 Zie over ‘ijver’ ook Weg van de Tora deel 2, p. 38v en het tweede artikel over Elia Weg van de Tora deel 7, p. 47vv