<strong>Uitverkoren en de joodse traditie</strong>

De gedachte dat het joodse volk het ‘uitverkoren volk’ zou zijn, stuit vaak op onbegrip en verzet. Vaak denkt men dat ‘uitverkoren zijn’ zoiets zou betekenen als: Gods lievelingetje zijn, of een voorkeursbehandeling krijgen. Wanneer we nagaan welke kleur het begrip ‘uitverkiezing’ heeft in Tenach en de latere joodse traditie, krijgen we echter een heel andere indruk. 

Kiezen 
Het eerste dat we ontdekken is dat de woorden ‘uitverkoren’, ‘uitverkiezing’ en ‘uitverkiezen’ niet als zodanig in Tenach en rabbijnse literatuur voorkomen. ‘Uitverkiezen’ is een (misleidende) vertaling van het Hebreeuwse woord bachar (בחר), dat ‘kiezen’ betekent. Lot kiest de Jordaanvallei om in te wonen (Gen 13,11), Mozes kiest mannen om leiders van het volk te zijn (Ex 18,25), God kiest Jeruzalem als plaats van de eredienst (Deut 12,5), God kiest de Levieten om dienst te doen in de tempel (Deut 18,5), Mozes roept het volk op het leven te kiezen (Deut 30,19). En God kiest de nakomelingen van de aartsvaders en bevrijdt ze uit Egypte (Deut 4,37) om voor Hem een ‘kostbaar volk’ (am segoela) te zijn (Deut 14,2). 

Twee kanten 
In de hier gegeven voorbeelden wordt duidelijk dat er aan ‘kiezen’ (net als aan de begrippen ‘bevrijden’, ‘heiligen’ e.d.) twee kanten zitten: een ‘uit’-kant en een ’tot’- kant. Iets of iemand wordt gekozen uit een groter geheel tot een bepaald doel of een bepaalde taak. En die bepaalde taak wordt verricht ter wille van het grotere geheel waaruit gekozen wordt. Dat is goed zichtbaar bij de keuze van de stam Levi: 

Want hem heeft de Eeuwige je God gekozen uit al je stammen 
om te staan, om te dienen in de naam van de Eeuwige (Deut 18,5) 

Binnen het geheel van de stammen van Israel heeft de stam Levi de speciale taak om – ter wille van het volk – de dienst in het heiligdom te verrichten. 

Hetzelfde geldt voor de keuze van het volk Israel: 

De Eeuwige je God heeft je gekozen om voor Hem tot een kostbaar volk (am segoela) te zijn uit alle volken die er zijn op het oppervlak van de aardbodem
(Deut 7,6)

    En wat maakt een volk tot een am segoela (een kostbaar volk)?  

Als jullie horen, horen naar Mijn stem en Mijn verbond bewaren, 
dan zijn jullie voor Mij een segoela uit alle volken (Ex 19,5) 

Gekozen worden houdt voor het joodse volk dus de opdracht in om trouw te blijven aan de Tora die bij het verbond op de Sinai aan hen werd toevertrouwd. 

Abraham 
Het is in dit verband verhelderend om te kijken naar de wijze waarop het verhaal van de keuze (of roeping) van Abraham wordt verteld. (Zie Weg van de Tora, deel 2, p.6vv). Voorafgaand aan die keuze beschrijft het boek Genesis twee parallelle perioden: die van Adam tot Noach en die van Noach tot Abraham. De eerste periode, die wordt gekenmerkt door geweld, eindigt met de zondvloed. De tweede periode, die wordt gekenmerkt door de bouw van de toren, eindigt met het uiteenvallen van de mensheid. 

Dat is de situatie waarin de roeping van Abraham plaatsvindt. Zoals na de mislukking van de eerste mensheid een nieuw begin volgt, met Noach, volgt ook na de mislukking van de tweede mensheid een nieuw begin, met Abraham. Martin Buber (1878-1965, Duitsland/Israël) zegt daarover: 

Tweemaal, in twee perioden, verijdelden de mensen Gods bedoeling dat zij zich uit eigen wil, uit vrije gehoorzaamheid tot een werkelijke mensheid aaneen zouden sluiten. En daarom moet er nu een derde begin komen. […] Het doel kan nu […] alleen maar zijn een mensheid die haar gespletenheid overwint en zich door die gespletenheid heen verenigt; een zich aaneensluiten van de volken tot één mensheid, als tot één volk uit volken. Maar hoe kan dat doel worden bereikt? Wil de veelheid van de volken tot eenheid komen en worden tot één volk-uit-volken, dan moet eerst duidelijk worden wat zo’n eenheid betekent, wat het wil zeggen werkelijk een volk te zijn als het één zijn van een veelheid van verschillende mensen. Zoiets kan niet duidelijk gemaakt worden door het woord, alleen door het leven – door het leven van een echt volk, dat samengesteld is uit verschillende stammen. Maar van de bestaande volken, die hun ontstaan danken aan de mislukking, is er geen geschikt om dit met zijn leven duidelijk te maken. Er moet een nieuw volk komen, een volk dat niet alleen ontstaat door de natuurlijke gang van de ‘verwekkingen’. Al bij zijn geboorte moeten de openbaring, de belofte en de opdracht van boven meewerken. Zijn doel moet bij zijn begin aanwezig zijn, zodat het zijn taak ter wille van het doel van de mensheid kan vervullen. [M. Buber, ‘Abraham der Seher’, in: Schriften zur Bibel, p. 878-879]

Dat is de betekenis van de roeping van Abraham. Hij wordt uit de door het bederf van de gespletenheid aangetaste volkenwereld gehaald, opdat uit hem een nieuw volk zal ontstaan dat de opdracht heeft te laten zien wat eenheid betekent; een volk dat de taak heeft volk te zijn, zodat de mensheid kan leren mensheid te zijn. De plaats van de Abrahamverhalen in het boek Genesis vertelt ons hoe het volk Israël zijn opdracht ziet. 

Denkt u? 
Tenslotte een verhaal over één van mijn leraren, mr. dr. M. König z.l. uit Amsterdam. Tijdens een lezing werd hem gevraagd: Waarom voelen de Joden zich toch zo uitverkoren? König zweeg even en wendde zich toen tot een meneer op de eerste rij. ‘Wilt u zo vriendelijk zijn voor mij een pakje sigaretten te halen uit de automaat op de hoek?’ De meneer was niet enthousiast, want het goot van de regen. Maar hij stond toch op om aan het verzoek te voldoen. Toen hij  bij de deur was, vroeg König aan de zaal: ‘Denkt u dat deze meneer zich nu erg uitverkoren voelt?’

Dodo van Uden