Dodo van Uden
In het vorige artikel, ‘Wie waren de Farizeeën?‘, hebben wij een aantal belangrijke kenmerken van de farizeese beweging verkend. In dit artikel willen wij nagaan hoe de verhouding was tussen de Farizeeën en Jezus en hoe ons negatieve beeld over de Farizeeën is ontstaan. In het algemeen wordt er van uitgegaan dat Jezus en de Farizeeën verklaarde vijanden waren. Maar in het vorige artikel is al gebleken dat de Farizeeën opvattingen hadden die vaak sterk aan die van Jezus doen denken. Het moet dus wat ingewikkelder liggen.
Dynamisch
De opvattingen van Jezus en de Farizeeën liggen op veel punten heel dicht bij elkaar. Bij de Farizeeën neemt de Tora de centrale plaats in. Jezus zegt: ‘Totdat de hemel en de aarde vergaan, zal niet één tittel of jota van de Tora vergaan’ (Matt 5,18). De Farizeeën zijn de leraren van het volk bij uitstek, zij leren de mensen de Tora en hoe vanuit de Tora te leven. Jezus is een rondtrekkende leraar die op sjabbat naar de synagoge gaat om Tora te onderwijzen en uit te leggen (Mc 1,21; 6,2; Luc 13,10 e.a.).
De Farizeeën benaderen de Tora dynamisch, zij passen de regels steeds aan de veranderende omstandigheden aan. Zo wordt volgens hen het voorschrift om op sjabbat te rusten opgeschort in geval van levensgevaar. In de woorden van de Mechilta (een midrasj-verzameling met tradities van vóór 200 nC): ‘De sjabbat is aan jullie overhandigd, niet jullie aan de sjabbat.’ En Jezus zegt: ‘De sjabbat is gemaakt voor de mens en niet de mens voor de sjabbat’ (Mc 2,27). Volgens de Farizeeën moet de regel ‘oog om oog, tand om tand’ niet letterlijk worden uitgelegd, maar betekent het dat iemand die een ander verwondt of slaat, die ander een schadevergoeding moet betalen, overeenkomstig de ernst van de verwonding.
Aanscherping
Wanneer Jezus in Matt 5,38v deze regel bespreekt, gaat hij heel duidelijk uit van de farizeese benadering en scherpt die nog aan: Als de verwonding niet ernstig is, maar alleen het gevolg van een klap, stap dan niet meteen naar de rechter om een schadevergoeding te eisen, maar probeer het onderling op te lossen.
Een fundamenteel farizees uitgangspunt is: ‘Men verordent alleen een verordening over de gemeenschap, wanneer de meerderheid van de gemeenschap in staat is die te dragen’ (Babylonische Talmoed, Baba Batra 60b). Jezus is het kennelijk eens met deze regel, want hij verwijt de Farizeeën dat zij zich er niet aan houden: ‘Zij binden zware lasten bijeen en leggen die op de schouders van de mensen’ (Matt 23,3).
Geen vijandschap
Er is nog een ander punt waaruit blijkt dat het met die vijandschap tussen Jezus en de Farizeeën wel meevalt. Met name in het Lucas-evangelie is er verschillende malen sprake van een vriendschappelijke relatie tussen hen. Herhaaldelijk wordt Jezus door een Farizeeër uitgenodigd om te komen eten (Luc 7,36; 11,37; 14,1), en Farizeeën komen Jezus waarschuwen dat Herodes Antipas van plan is hem te doden (Luc 13,11).
Was Jezus een Farizeeër?
De overeenkomsten tussen de leer van Jezus en die van de Farizeeën is zo groot dat wel verondersteld wordt dat Jezus zelf een Farizeeër was. Enerzijds lijkt dat niet zo waarschijnlijk. Want de Farizeeën vormden chavoerot, genootschappen, waar je alleen lid van kon worden als je je aan bepaalde regels hield, zoals voor het eten handen wassen.1 En zoals bekend deed Jezus dat niet (Luc 11,38; vgl. Matt 15,2; Mc 7,3). Volgens deze mening was Jezus farizees in zijn opvattingen, maar geen lid van de beweging.
Anderzijds is het niet onmogelijk dat hij dat wel was. Wij leren de volwassen Jezus pas kennen als hij 30 is. Het is niet ondenkbaar dat hij als jonge man vol enthousiasme lid geworden is van een farizees genootschap en in de loop van de jaren anders over bepaalde farizeese gewoonten is gaan denken. Of teleurgesteld is geraakt, omdat ook de Farizeeën niet volmaakt zijn en hun praktijk niet altijd overeen kwam met hun leer. Als Jezus lid was van de farizeese beweging, is het logisch dat hij af en toe bij Farizeeën te eten wordt uitgenodigd. En het zou ook verklaren waarom hij vaak juist door Farizeeën wordt bevraagd over zijn opvattingen en gedrag. Hij was immers nog altijd één van hen.
Negatief beeld
Als Jezus zo dicht bij de Farizeeën stond, hoe komt het dan dat wij zo’n negatief beeld van hen hebben? Dat Farizeeër een scheldwoord is geworden? De ontwikkeling van dat negatieve beeld begint al in de evangeliën. Het optreden van Jezus vond plaats rond het jaar 30 nC. De evangeliën dateren uit de tweede helft van de eerste eeuw, voor het merendeel uit de periode na de verwoesting van de Tempel in 70 nC. Omdat de Tempel het centrum van het religieuze en sociale leven was, veroorzaakte het wegvallen ervan een diepgaande crisis. De leiders van het volk moesten alle krachten bundelen om het joodse volk te behoeden voor een totale ondergang. Daardoor nam de tolerantie tegenover dissidente groepjes af, zeker als zo’n groepje de verwoesting van de Tempel toejuichte, zoals een deel van de Jezus-beweging deed. Door dit alles nam na het jaar 70 nC de spanning tussen de (joodse) volgelingen van Jezus en de (leiders van) de farizees-rabbijnse hoofdstroom van het jodendom sterk toe. Uiteindelijk zou dat zelfs tot een definitieve breuk leiden.
Gekleurde teksten
Het ligt voor de hand dat de evangelie-schrijvers, toen zij de hun overgeleverde verhalen over Jezus opschreven, beïnvloed zijn door de in hun eigen tijd heersende spanningen en die teruggeprojecteerd hebben op de tijd van Jezus. Daardoor gaan de soms felle, maar altijd binnen-farizeese discussies van Jezus met de Farizeeën klinken alsof Jezus alles wat farizees is, afwijst. De evangelie-teksten zijn dus vaak gekleurd. Omdat niet alle evangelisten op dezelfde manier en even sterk kleuren, kunnen we deze kleuringen soms opsporen door de synoptische evangeliën (Matteüs, Marcus en Lucas) met elkaar te vergelijken. Twee voorbeelden: In Luc 3,7 noemt Johannes de Doper de menigten die toegestroomd zijn om zich door hem te laten dopen ‘adderengebroed’. Maar in het parallelle verhaal in Matteüs (3,7) zijn de ‘menigten’ de Farizeeën en Sadduceeën geworden.
In zijn beroemde scheldrede in Matt 23 noemt Jezus de Farizeeën keer op keer ‘huichelaars’” (vers 13, 14, 15, 23, 25, 27, 29). In de versie van Lucas (11,37vv) maakt Jezus de Farizeeën grotendeels dezelfde verwijten, maar daar ontbreekt het woord ‘huichelaars’. En in de (veel kortere) versie van Marcus (12,38-40) ontbreken de Farizeeën helemaal.
Steeds sterkere kleuring
De kleuring in de evangeliën wordt in de latere christelijke traditie nog sterker. Doordat het christendom zich in de loop van de tijd steeds meer is gaan afzetten tegen het jodendom, is men de evangelie-teksten gaan lezen door een steeds sterker gekleurde bril. Wij gaan er al bij voorbaat van uit dat de Farizeeën vijandig stonden tegenover Jezus en daardoor zijn we niet meer in staat de nuances in de verhalen te zien.
Die vooroordelen beïnvloeden ook onze bijbelvertalingen. Een sprekend voorbeeld daarvan is de vertaling van Luc 6,11. Jezus geneest op sjabbat een man met een verdroogde hand. Hij doet dat op een enigszins provocerende manier, alsof hij tegen de aanwezigen wil zeggen: ‘Kom maar op, zeg er maar iets van!’ Vers 11 vertelt ons hoe de aanwezige Schriftuitleggers en Farizeeën reageren. Volgens alle vertalingen die ik heb kunnen vinden, is dat heel heftig: ‘Zij werden vervuld met uitzinnigheid, en spraken samen met elkander, wat zij Jezus doen zouden’ (Statenvertaling). ‘[Zij] raakten buiten zinnen en begonnen onderling te overleggen wat ze met Jezus zouden doen’ (Nieuwe Bijbelvertaling). ‘Zij worden vervuld van redeloze woede,- ze zijn met elkaar gaan bepraten wat ze tegen Jezus zouden kunnen doen’ (Naardense Bijbel). Aangezien Jezus geen enkele sjabbatsregel heeft overtreden, is deze reactie op zijn minst buitensporig te noemen. Maar hij past heel goed in het zwarte beeld dat wij van de Farizeeën hebben.
Nuancering
Wanneer we echter naar de oorspronkelijke (Griekse) tekst kijken, zien we iets anders. Zij worden niet vervuld met ‘redeloze woede’ of iets dergelijks, maar met anoia. En dat woord betekent niet ‘uitzinnigheid’, maar ‘onzinnigheid’. Zij hebben een gevoel van ‘wat een onzin’, ze zijn gefrustreerd, geïrriteerd. Maar ja, zeggen ze tegen elkaar, ‘wat kunnen we hem doen?’ Niets, want hij heeft niets verkeerds gedaan (vgl Hand 4,16). Een verhaal van wederzijdse geprikkeldheid en onbegrip, maar niet van moordzuchtige woede, zoals onze vertalingen (in navolging van Matt 12,14 en Mc 3,6) suggereren.
Samenvatting
De opvattingen van Jezus en die van de Farizeeën stonden heel dicht bij elkaar. Misschien was Jezus zelfs wel lid van een farizees genootschap. Jezus was het oneens met sommige farizeese gebruiken en verweet de Farizeeën met name dat ze niet altijd handelden overeenkomstig hun principes. Zijn discussies met de Farizeeën vonden echter altijd plaats binnen het kader van de farizeese denk- en leefwereld.
Het negatieve beeld dat wij van de Farizeeën hebben, is ontstaan doordat de evangelisten de spanningen in hun eigen tijd terugprojecteerden op de tijd van Jezus en de latere christelijke traditie die terugprojecties heeft overgenomen en versterkt. Het wordt tijd dat we de weg terug gaan en Jezus en de Farizeeën onder de opeenstapeling van misvattingen en misvormingen vandaan halen.
Voor een uitgebreidere bespreking van de Farizeeën en hun verhouding tot Jezus zie:
D.J. van Uden, Weg van de Tora, deel 7, p.87-89.
D.J. van Uden e.a., Sjabbat, een dag apart, p.191v; 227v (en daar genoemde literatuur). Dit boek is verkrijgbaar bij Stichting Lev (www.stichtinglev.nl)
Noot: